42/42
  • Pages
01 Start
02 Voorwoord
03 Overzicht
04 Basisvoorzieningen in onze opdracht
05 Basisvoorzieningen in onze opdracht - inleiding
06 Buurtgezinnen
07 GGZ NHN
08 LINK
09 Mantelzorgcentrum
10 Parlan
11 Humanitas
12 RCO de Hoofdzaak
13 St. Present
14 LSBO
15 Wonen Plus Welzijn
16 Doet & Ontmoets
17 Andere basisvoorzieningen
18 Andere basisvoorzieningen inleiding
19 GGD Hollands Noorden
20 Huisartsen en POH's
21 Basisscholen
22 Woningbouwcorporaties en woonprojecten
23 Vluchtelingenwerk
24 Sportservice
25 Kernbeheer Hollands Kroon
26 Buurtbemiddeling
27 Wijkteams gemeente
28 Wijkteams gemeente inleiding
29 Wijkteam Schulddienstverlening
30 Wijkteam Uitstroom en participatie
31 Wijkteam inkomen
32 Leerplicht
33 Ambassadeurs IHK
34 Sociaal Makelaars IHK
35 Relatie- en projectmanagers van IHK
36 Gezondheidsprojecten
37 LIJL
38 JOGG
39 Onafhankelijke clientondersteuning
40 Groepstrainingen
41 Zelfhulp / eHealth
42 Nieuwe wet inburgering

Nieuwe wet inburgering

Hoofdlijnen van de Wet inburgering 2022

De Wet inburgering 2022 wordt met ingang van 1 januari 2022 ingevoerd. Het doel van de nieuwe wet is dat alle inburgeraars zo snel mogelijk de Nederlandse taal leren op het voor hen hoogst haalbare niveau én volwaardig mee kunnen doen aan de Nederlandse samenleving, het liefst door middel van betaald werk. In het nieuwe stelsel zijn gemeenten verantwoordelijk voor de regie op de uitvoering van de inburgering. Hierbij wordt van gemeenten verwacht dat zij een verbinding maken met de uitvoering van hun andere taken in het sociaal domein, en in het bijzonder werk en participatie.

Het doel van de Wet inburgering 2022 is dat alle inburgeraars zo snel mogelijk de Nederlandse taal leren op het voor hen hoogst haalbare niveau én volwaardig mee kunnen doen aan de Nederlandse samenleving, het liefst door middel van betaald werk. Om het maatschappelijk doel van de nieuwe wet te bereiken, heeft het vernieuwde inburgeringsstelsel 5 uitgangspunten. Hieronder worden deze uitgangspunten verder toegelicht. Bovendien wordt voor alle uitgangspunten toegelicht wat er van gemeenten wordt verwacht en welke instrumenten zij hierbij kunnen inzetten.

Algemene informatie is te vinden op:

Rijksoverheid

1. Tijdige start

Het is belangrijk dat inburgeraars zo snel mogelijk beginnen met de inburgering, zodat zij vanaf het begin mee kunnen doen aan de samenleving. Statushouders beginnen daarom in het asielzoekerscentrum (azc) met een voorbereidend inburgeringsprogramma, als voorportaal van de reguliere inburgering. Door al in het azc te starten met het leren van de Nederlandse taal en een eerste oriëntatie op de Nederlandse samenleving en arbeidsmarkt, hebben statushouders een basis waar ze in de gemeente op voort kunnen bouwen. Om een tijdige start van de inburgering te waarborgen, wordt van gemeenten verwacht dat zij zo snel mogelijk beginnen met de brede intake en het persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP). Bij statushouders beginnen gemeenten daarom al bij voorkeur in het azc met de inburgering.

Om een tijdige start van de inburgering te bevorderen, zijn gemeenten verantwoordelijk voor de maatschappelijke begeleiding en het financieel ontzorgen van (bijstandsgerechtigde) statushouders in de eerste maanden van hun verblijf in de gemeente. Het doel hiervan is het versterken van de zelfredzaamheid van statushouders en het voorkomen van financiële problemen. Door statushouders in de eerste maanden stevig te ondersteunen zorgen gemeenten ervoor dat zij zich volledig kunnen richten op de inburgering en participatie in de samenleving. Om mee te kunnen doen in de samenleving is het belangrijk dat inburgeraars in een zo vroeg mogelijk stadium van het inburgeringstraject kennismaken met de Nederlandse arbeidsmarkt. Daarom is de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP) een verplicht onderdeel van de inburgering. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het aanbieden van de MAP én voor een betekenisvolle invulling van het programma.

2. Snelheid start

Naast een tijdige start van de inburgering is het belangrijk dat inburgeringstrajecten niet onnodig lang duren. Om dit te waarborgen, zijn gemeenten verantwoordelijk voor de begeleiding van inburgeraars en het monitoren van de voortgang van de inburgering. Hierbij wordt van gemeenten verwacht dat zij inburgeraars stimuleren om binnen de inburgeringstermijn van 3 jaar, maar liefst sneller, te voldoen aan de inburgeringsplicht. Om (onwillige) inburgeraars te stimuleren, kunnen gemeenten boetes opleggen aan inburgeraars die zich niet houden aan de afspraken in het PIP. Daarnaast kan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) boetes opleggen aan inburgeraars die verwijtbaar niet (tijdig) voldoen aan hun inburgeringsplicht.

3. Maatwerk

Het is belangrijk dat alle inburgeraars naar vermogen mee kunnen doen aan de samenleving. Om dit doel te bereiken is het belangrijk dat inburgeraars zo snel mogelijk de Nederlandse taal leren op het voor hen hoogst haalbare niveau, kennismaken met de Nederlandse samenleving en arbeidsmarkt en participeren naar vermogen. Participeren naar vermogen betekent dat er van inburgeraars wordt verwacht dat zij op een bij hun mogelijkheden passende wijze deelnemen aan de maatschappij. Dit kan door middel van betaald werk, maar kan ook op een andere manier worden ingevuld, bijvoorbeeld door middel van vrijwilligerswerk. Betaald werk is namelijk niet voor alle inburgeraars (direct) realistisch. Om ervoor te zorgen dat alle inburgeraars naar vermogen mee kunnen doen aan de samenleving, wordt van gemeenten verwacht dat zij bij het opstellen van de individuele inburgeringstrajecten maatwerk leveren. Het inburgeringstraject begint voor alle inburgeraars met de brede intake, inclusief leerbaarheidstoets. Tijdens de intake brengt de gemeente de persoonlijke situatie en leerbaarheid van de inburgeraar in beeld. Op basis van deze informatie stelt de gemeente een passend inburgeringstraject op, dat is toegesneden op de capaciteiten van de inburgeraars. Dit vereist maatwerk en een integrale aanpak van gemeenten, waarbij van gemeenten wordt verwacht dat zij de verbinding maken met andere relevante beleidsterreinen binnen het sociaal domein en in het bijzonder werk en participatie. Om de individuele inburgeringstrajecten zo goed mogelijk af te stemmen op de mogelijkheden van inburgeraars, heeft het vernieuwde inburgeringsstelsel 3 leerroutes. Binnen elke leerroute bestaat ruimte voor maatwerk om de leerroute af te stemmen op de capaciteiten van inburgeraars. De module Kennis van de Nederlandse Maatschappij (KNM) maakt onderdeel uit van alle leerroutes.

De B1-route is gericht op het beheersen van de Nederlandse taal op niveau B1. Als gedurende het traject blijkt dat niveau B1 niet (op alle onderdelen) haalbaar is, is het mogelijk om na aanzienlijke inspanningen (onderdelen van) het inburgeringsexamen op niveau A2 te doen. De onderwijsroute bestaat uit een taalschakeltraject en is gericht op het beheersen van de Nederlandse taal op minimaal niveau B1 en op instroom in het reguliere beroeps- of wetenschappelijk onderwijs. Het doel van de onderwijsroute is dat zoveel mogelijk (jonge) inburgeraars een Nederlands schooldiploma halen. Het is daarom belangrijk dat een taalschakeltraject goed aansluit op de beoogde vervolgopleiding van een inburgeraar. De zelfredzaamheidsroute (Z-route) is gericht op het beheersen van de Nederlandse taal op zo een hoog mogelijk niveau (streefniveau A1) en op het zelfstandig kunnen meedoen aan de Nederlandse samenleving. De Z-route is bedoeld voor inburgeraars die veel moeite zullen hebben met het leren van de Nederlandse taal en voor wie de B1-route en onderwijsroute niet haalbaar zijn. De leerroute en de wijze waarop gemeenten inburgeraars gedurende het inburgeringstraject begeleiden, worden vastgelegd in het PIP. Dit plan heeft de vorm van een beschikking. Gemeenten nemen hierin ook alle relevante beschikkingen op grond van de Participatiewet op (indien van toepassing). Op deze manier hebben inburgeraars één overzicht van al hun rechten en plichten.

4. Dualiteit: combineren van taal en participatie

Om volwaardig mee te kunnen doen aan de samenleving is het belangrijk dat het leren van de Nederlandse taal zoveel mogelijk wordt gecombineerd met activiteiten gericht op participatie. Dit zijn activiteiten die gericht zijn op deelname aan het dagelijkse leven en bieden inburgeraars de kans om in de praktijk te oefenen met de Nederlandse taal. Hierdoor leren inburgeraars de taal namelijk sneller en beter te beheersen. Daarom wordt van gemeenten verwacht dat zij het leren van de Nederlandse taal zoveel mogelijk combineren met andere activiteiten gericht op deelname aan het dagelijkse leven. De zogenaamde participatiecomponent kan op verschillende manieren worden ingevuld, bijvoorbeeld in de vorm van vrijwilligerswerk of een vorm van non-formeel onderwijs.

5. Kwaliteit inburgeringsaanbod

Om het doel van de Wet inburgering 2022 en het vernieuwde inburgeringsstelsel te bereiken, is het belangrijk dat er een divers en kwalitatief hoogwaardig inburgeringsaanbod is. Om dit te waarborgen, zijn gemeenten vanaf 1 januari 2022 verantwoordelijk voor de inkoop en kwaliteit van het inburgeringsaanbod. Hierbij wordt er van gemeenten verwacht dat zij handelen bij (signalen van) misstanden bij cursusinstellingen en taalscholen. De kwaliteit van het taalonderwijs en de taalschakeltrajecten is gewaarborgd door het Keurmerk Inburgeren (B1-route en zelfredzaamheidsroute) of een diploma-erkenning (onderwijsroute). Gemeenten zijn namelijk verplicht om het taalonderwijs en de taalschakeltrajecten voor statushouders in te kopen bij aanbieders met een keurmerk of diploma-erkenning.

Gezinsmigranten en overige migranten zijn zelf verantwoordelijk voor de inkoop en kwaliteit van het taalonderwijs en taalschakeltrajecten. Hierdoor kunnen gemeenten bij deze groep minder sturen op de kwaliteit van het aanbod. Daarom wordt er van gemeenten verwacht dat zij advies geven aan gezins- en overige migranten over de inkoop van het inburgeringsaanbod.

Vragen?

Incluzio collega’s Suzanne Klein Schiphorst (Relatie- en projectmanager), Diana Spruit (Sociaal Makelaar) en Sefanja Kolenberg (Ambassadeur) zijn vaste aanspreekpunten voor de gemeente. Zij denken mee in de hele ontwikkeling en hoe onze ondersteuning voor deze groep en deze trajecten goed aansluit. Dus heb je vragen, stel ze aan hen!